Home
Over ons
Spaanse liedjes
Lesmateriaal
Vacatures
Online les
Spaans in Spanje
Blog
Webshop
Nieuws
Contact
Dutch Course - Lesson 6 - Bagage
1. Bagage
Ik ga met het vliegtuig naar New York. Ik neem mee:
↓
....................
één
twee
drie
vier
vijf
zes
zeven
acht
negen
tien
elf
twaalf
dertien
veertien
vijftien
zestien
bankpasjes
check
............
dertien
....................
één
twee
drie
vier
vijf
zes
zeven
acht
negen
tien
elf
twaalf
dertien
veertien
vijftien
zestien
boeken
check
............
vijf
....................
één
twee
drie
vier
vijf
zes
zeven
acht
negen
tien
elf
twaalf
dertien
veertien
vijftien
zestien
fototoestel
check
............
elf
....................
één
twee
drie
vier
vijf
zes
zeven
acht
negen
tien
elf
twaalf
dertien
veertien
vijftien
zestien
geld
check
............
twee
....................
één
twee
drie
vier
vijf
zes
zeven
acht
negen
tien
elf
twaalf
dertien
veertien
vijftien
zestien
handdoeken
check
..........
zestien
....................
één
twee
drie
vier
vijf
zes
zeven
acht
negen
tien
elf
twaalf
dertien
veertien
vijftien
zestien
kleren
check
............
één
....................
één
twee
drie
vier
vijf
zes
zeven
acht
negen
tien
elf
twaalf
dertien
veertien
vijftien
zestien
koffer
check
............
drie
....................
één
twee
drie
vier
vijf
zes
zeven
acht
negen
tien
elf
twaalf
dertien
veertien
vijftien
zestien
mobiele telefoon
check
............
acht
....................
één
twee
drie
vier
vijf
zes
zeven
acht
negen
tien
elf
twaalf
dertien
veertien
vijftien
zestien
paspoort
check
............
vier
....................
één
twee
drie
vier
vijf
zes
zeven
acht
negen
tien
elf
twaalf
dertien
veertien
vijftien
zestien
paraplu
check
............
negen
....................
één
twee
drie
vier
vijf
zes
zeven
acht
negen
tien
elf
twaalf
dertien
veertien
vijftien
zestien
portemonnee
check
............
tien
....................
één
twee
drie
vier
vijf
zes
zeven
acht
negen
tien
elf
twaalf
dertien
veertien
vijftien
zestien
shampoo
check
............
veertien
....................
één
twee
drie
vier
vijf
zes
zeven
acht
negen
tien
elf
twaalf
dertien
veertien
vijftien
zestien
tandenborstel
check
............
zes
....................
één
twee
drie
vier
vijf
zes
zeven
acht
negen
tien
elf
twaalf
dertien
veertien
vijftien
zestien
tas
check
............
vijftien
....................
één
twee
drie
vier
vijf
zes
zeven
acht
negen
tien
elf
twaalf
dertien
veertien
vijftien
zestien
zeep
check
............
zeven
....................
één
twee
drie
vier
vijf
zes
zeven
acht
negen
tien
elf
twaalf
dertien
veertien
vijftien
zestien
zonnebril
check
............
twaalf
Bagage
2. Werkwoorden
zijn,
hebben
en
gaan
ZIJN
ben
bent
is
zijn
ik
check
......
ben
bent
is
is
bent
zijn
zijn
zijn
&nnbsp;
jij
Ben, hij
Sara, zij
Meneer, u
Sanne en ik, wij
Henk en Lisa, jullie
Sofie en Sara, zij
HEBBEN
heb
hebt
heeft
hebben
ik
check
......
heb
hebt
heeft
heeft
hebt (heeft)
hebben
hebben
hebben
&nnbsp;
jij
Ben, hij
Sara, zij
Meneer, u
Sanne en ik, wij
Henk en Lisa, jullie
Sofie en Sara, zij
GAAN
ga
gaat
gaan
ik
check
......
ga
gaat
gaat
gaat
gaat
gaan
gaan
gaan
&nnbsp;
jij
Ben, hij
Sara, zij
Mevrouw, u
Sanne en ik, wij
Henk en Lisa, jullie
Sofie en Sara, zij
3. Mannelijk of vrouwelijk?
♂
man
♀
vrouw
1. broer
check
......
1. zus
2. tante
3. mevrouw
4. oma
5. moeder
6. nicht
2. oom
3. meneer
4. opa
5. vader
6. neef
Dutch Course - Lesson 7 >